Profielen voor Access-controller instellen

Ontdek hoe je Access™-controllerprofielen die bij jouw speelstijl passen, instelt en gebruikt.

Een profiel maken voor je Access-controller

Je kunt maximaal 30 aangepaste profielen voor je Access-controller maken en opslaan.

  1. Ga vanuit het beginscherm naar Instellingen> Accessoires
  2. Selecteer Access-controller > Profielbibliotheek
  3. Selecteer Profiel maken
  4. Volg de instructies op het scherm om de Controllerstand en Toetstoewijzingen te configureren.
  5. Selecteer een van de drie sleuven en selecteer vervolgens Toewijzen.
    Als je Toewijzen selecteert zonder een sleuf te selecteren, worden je instellingen opgeslagen op het PlayStation®5-systeem zonder dat ze worden toegewezen aan een sleuf in je controller. 

Bewerk de profielen voor je Access-controller die zijn opgeslagen op je PS5®-systeem.

  1. Selecteer in de Profielbibliotheek een profiel dat je wilt bewerken.
  2. Selecteer Bewerken
  3. Selecteer het item dat je wilt bewerken en configureer vervolgens de instellingen: 

Je kunt in stap 2 ook Toewijzen aan sleuf of Verwijderen selecteren.

Snelkoppelingen voor profielen voor de Access-controller gebruiken

Je kunt maximaal drie van je favoriete profielen toewijzen aan de sleuven op je controller, zodat je er tijdens het spelen eenvoudig tussen kunt schakelen. Je kunt één profiel ook aan meerdere sleuven toewijzen. 

  1. Ga vanuit het beginscherm naar Instellingen > Accessoires
  2. Selecteer Access-controller > Profielbibliotheek .
  3. Selecteer een profiel dat je aan een sleuf wilt toewijzen. 
  4. Selecteer Toewijzen aan sleuf.
  5. Selecteer Sleuf 1, Sleuf 2 of Sleuf 3.
    Als je twee Access-controllers gekoppeld hebt, wijs je het profiel toe aan een of beide controllers en selecteer je Sleuf 1, Sleuf 2 of Sleuf 3.
  6. Selecteer Toewijzen.

Druk op de profieltoets op de joystickbasis van de Access-controller. Herhaal deze stappen om tussen de drie toegewezen profielen te schakelen.  

  • De profieltoets staat naar jou toe als de analoge joystick zich aan de linkerkant bevindt en de middelste toets aan de rechterkant is.
  • De profielindicator gaat branden voor Sleuf 1, Sleuf 2 en Sleuf 3 om je te helpen herkennen welk profiel je hebt geselecteerd. 

De profieltoets kan ook als volgt worden gebruikt:

Ingedrukt houden
Hiermee worden de huidige toetstoewijzingen van je profiel op het scherm weergegeven.

Ingedrukt houden tot de profielindicator uit gaat
Hiermee schakel je over naar het basisprofiel. Gebruik het basisprofiel wanneer bijvoorbeeld de toetstoewijzingen van je aangepaste profiel niet goed werken. 

De stand van je controller wijzigen 

Stel de stand van de Access-controller in op links, rechts, omhoog of omlaag.

  1. Selecteer een profiel in de Profielbibliotheek.
  2. Selecteer Bewerken > Controllerstand.
    Er verschijnt een selectiescherm voor de stand. 
  3. Selecteer de richting waarin je de joystickbasis wilt laten wijzen. 
  • Houd er rekening mee dat wanneer je een nieuwe stand selecteert of naar een ander profiel schakelt, je de controller fysiek in de juiste positie moet plaatsen. 

De toetstoewijzingen van de Access-controller aanpassen

Stel verschillende functies in voor de toetsen van je Access-controller op basis van je voorkeuren.

  1. Selecteer een profiel in de Profielbibliotheek.
  2. Selecteer Bewerken> Toetstoewijzingen
  3. Selecteer de toets die je wilt bewerken en selecteer vervolgens Toets toewijzen.
  4. Selecteer de functie die je aan de toets wilt toewijzen.
    Je kunt ook Niet toegewezen kiezen om de toets in te stellen op null (geen functie).
  5. Volg de instructies op het scherm op om het indrukken van toetsen aan te passen.
  6. Herhaal stap 3 tot en met 5 totdat je alle gewenste toetsen hebt bewerkt. 
  7. Als je klaar bent met het bewerken van toetstoewijzingen, selecteer je Klaar
  8. Sla je bewerkingen op door het profiel toe te wijzen aan een sleuf op je controller. 
  • Om het PS5-systeem te kunnen bedienen heb je de kruistoets, cirkeltoets, optiestoets en linker joystick (of richtingstoetsen) nodig. Als je een profiel opslaat zonder deze toetsen en de joystick toe te wijzen, moet je een extra controller of het basisprofiel gebruiken om deze functies te kunnen gebruiken. 
  • Je kunt de middelste toets instellen op Niet toegewezen als je je hand of pols erop wilt laten rusten.  
  • Als je klaar bent met het toewijzen van toetsen, kun je labels op de toetsdoppen plaatsen. Zo kun je beter onthouden wat elke toets doet. 

Het indrukken van toetsen voor je Access-controller aanpassen

  1. Een toetstoewijzing maken of bewerken. 
  2. Nadat je een toets hebt toegewezen, selecteer je Gelijktijdig indrukken toewijzen of Toetsschakelaar.
  • Wijs Gelijktijdig indrukken toe om een tweede toets toe te wijzen die tegelijkertijd moet worden ingedrukt.
  • Als je Toetsschakelaar inschakelt, gedraagt de toets zich als een Caps Lock-toets op een toetsenbord. Als je één keer op de toets drukt, blijft de toets ingedrukt. Dit hoef je dus niet zelf te doen. 
  • De instellingen van de toetsschakelaar worden op het scherm weergegeven wanneer je op de toetsschakelaar drukt. 

De joystick-invoer voor je Access-controller aanpassen

Je kunt de gevoeligheid en de dode zone van de analoge joystick aanpassen. De joystickgevoeligheid bepaalt hoe snel of langzaam je beweegt als je de joystick verplaatst. De dode zone is het bereik waarbinnen je de joystick kunt kantelen voordat dit als invoer wordt herkend. 

  • Pas de gevoeligheid van de joystick aan om de bewegingen of het zicht van je personage te versnellen of te vertragen. 
  • Stel de dode zone in voor meer controle over de bewegingen of het zicht van je personage. 
  1. Selecteer een profiel in de Profielbibliotheek
  2. Selecteer Bewerken > Gevoeligheid van joystick/dode zone
  3. Selecteer in het menu dat verschijnt wat je wilt aanpassen. 

A) Gevoeligheidsinstelling
Pas de gevoeligheid van je joystickbeweging aan door deze schuifregelaar te verplaatsen. Verplaats de schuifregelaar naar links om de gevoeligheid te verlagen en naar rechts om de gevoeligheid te verhogen. 

B) Dode zone 
Pas het bereik van de joystickbeweging aan op plekken waar invoer niet wordt herkend, door deze schuifregelaar naar links of rechts te verplaatsen. Verplaats deze schuifregelaar naar links om de dode zone te verkleinen, zodat je game reageert op kleinere bewegingen van je joystick. Verplaats de schuifregelaar naar rechts om de dode zone te vergroten, zodat je game alleen reageert als je grotere bewegingen maakt. 

C) Speeltest 
Controleer tijdens het spelen wat je huidige instelling is door de joystick naar links of rechts te kantelen.

D) Aangepaste invoer
De beweging op deze schaal geeft je huidige gevoeligheidsinstelling aan. Verlaag de gevoeligheid van de joystick op deze schaal om langzamer te bewegen en verhoog de gevoeligheid voor snellere bewegingen. Als de invoer van de joystick binnen de dode zone ligt, wordt er niet bewogen op de schaal. 

E) Controllerinvoer 
Deze schuifregelaar staat niet in verband met de gevoeligheid van de joystick, maar geeft aan hoe ver je de joystick kantelt. Je instelling voor dode zones wordt in zwart weergegeven op de schuifregelaar. 

Ondervind je problemen?

Als je onverwachte invoer van toetsen ervaart, controleer dan de controllerinstellingen in de game opnieuw in het geval deze botsen met het profiel van de controller.

Als je hebt geprobeerd je controller te resetten en nog steeds problemen ondervindt, ga dan naar de PlayStation-reparatiepagina. 

Hulp nodig? 

Neem contact op met onze ondersteuningsmedewerkers